Het oog is te vergelijken met een vingerafdruk. Ieder mens heeft een eigen patroon, want ieder mens is immers uniek. De structuur of het patroon dat de iris vormt is zo specifiek, dat een mens hieraan herkend kan worden.
Hippocrates wist al dat men het karakter van de mens kan herkennen aan de ogen.
Minder lang geleden kreeg men de eerste aanwijzingen dat ook lichamelijke ziekten aan de ogen te herkennen zijn. De moderne iriscopie werd
rond 1900 ontwikkeld. Toen werden de eerste
iriscopiekaarten ontworpen, waarop was
ingetekend welk deel van de iris veranderde bij
aandoeningen of belasting van een orgaan. Deze
unieke methode geeft formatie over de
lichamelijke en geestelijke toestand van een mens.
Achter elke klacht ligt een oorzaak die via het oog
zichtbaar wordt. De iriscopist kijkt in beide ogen
naar de constitutie van de cliënt, naar eventuele
verkleuringen, lijnen en zogenaamde openingen
die elk een eigen betekenis hebben. Dit onderzoek
geeft inzicht in de huidige gezondheidstoestand en
de vatbaarheid voor bepaalde aandoeningen.